Maatschappij | DB |
Type | BR 80 033 |
Asindeling | C |
Fabrikant | Hohenzollern |
In dienst | 1927-1929 tot 1977 |
Inzet | personen- en goederenverkeer |
Model | Roco 23204 |
Treinnummer | 12 - Museumtrein |
Samenstelling | 3-assig C-C-AB-D |
Aanschaf |
2007 |
Maatschappij | DB |
Type | BR 210 002 |
Asindeling | B'B' |
Fabrikant | Krupp |
In dienst | 1970/71 tot 1981 |
Inzet | personen- en goederenverkeer |
Model | Fleischmann 7232 |
Treinnummer | 12 - Museumtrein |
Samenstelling | 3-assig C-C-AB-D |
Aanschaf |
± 1995 |
De locs worden ingezet als museumtrein met 3-assige rijtuigen van de Pruisische Spoorwegen.
Deze trein wordt 4x per dag ingezet in een 4-uurs patroon vanaf 08:10.
De museumlijn wordt bereden vanuit Schin op Geul.
Eerst volgt een slag naar Valkenburg, dan teug naar Schin op Geul en via de miljoenenlijn naar Kerkrade Centrum. Van daar gaat het weer terug naar Schin op Geul.
Vanwege het pendelverkeer op de lijn Valkenburg-Kerkrade C is gekozen voor de inzet van een DB 80 en een DB 216.
De locomotieven van de Baureihe 80 waren Tender-Rangeerlocomotieven van de Deutschen Reichsbahn. De machines werden in het kader van het Einheitsdampflokomotiven-Programma in de jaren 1927 tot 1929 aangeschaft. De laatste locomotieven werden in 1966 uit dienst genomen. Zeven exemplaren zijn behouden.
De Aktiengesellschaft für Lokomotivbau Hohenzollern leverde in 1928 en 1929 22 machines met de bedrijfsnummers 80 001–80 005, 80 018–80 022 und 80 028–80 039. De Union Gießerei Königsberg bouwde zeven (80 006–80 012), de Maschinenbau R. Wolf Magdeburg-Buckau vijf (80 013–80 017) en de Arnold Jung Lokomotivfabrik ook vijf locomotieven (80 023–80 027). Alle werden in 1927 of 1928 afgeleverd.
De locomotieven werden ingezet in het rangeerbedrijf op de hoofdstations Köln en Leipzig.
Na de Tweede Wereldoorlog waren er 21 locomotieven bij de Deutsche Reichsbahn in de DDR (80 001, 003, 004, 006–012, 017–027), 14 bij de Deutschen Bundesbahn (80 005, 013–016, 028–039) over gebleven. Loc nummer 80 002 was in de oorlog beschadigd en kwam na herstel als werklocomotief in het Raw Meiningen tot inzet.
De Baureihe 210 is een dieselhydraulische locomotief bestemd voor het personenvervoer van Deutsche Bundesbahn (DB).
In 1950 werd een locomotief met gasturbine van het type Am 4/6 1101 voor de Schweizerischen Bundesbahnen (SBB) door de Deutsche Bundesbahn getest.
Na gunstige proeven met een locomotief van de serie V169 gebouwd door Klöckner-Humboldt-Deutz in Keulen werd besloten een kleine serie locomotieven te bestellen bij Krupp in Essen.
Door het hoge brandstof gebruik van de gasturbine besloot de Deutsche Bundesbahn deze te demonteren. Na de ombouw werden deze locomotieven in de treindienst vervangen door locomotieven van de serie 218.
Deze locomotief behoort tot de V 160 familie. Andere locomotieven uit V 160 familie zijn DB-Baureihe 215, DB-Baureihe 216, DB-Baureihe 217 en DB-Baureihe 218
De locomotief heeft een stalen frame. De tractie-installatie heeft zowel een dieselmotor als een gasturbine die gekoppeld zijn aan een hydraulische versnellingsbak die ieder door aandrijfassen verbonden is met beide draaistellen en daarbij de assen aandrijft. Een dynamo zorgt voor het verwarmen van personenrijtuigen.