Besturing en Programmering

Laatste update: 2015-10-21

De baan wordt bestuurd door elektronica en programmatuur van de Duitse firma MPC (Modellbahnsteuerung per Computer). Ik had dit systeem al gekozen bij mijn vorige baan in de tijd, dat ook de HCC!m (Hobby Computer Club - Modelbaanautomatisering) met zijn elektronische concept kwam. De logica is sterk vergelijkbaar met die van HCC toen. 

 

Sindsdien is er ook een ander Nederlands product beschikbaar gekomen, Dinamo, ontwikkeld en geleverd door Leon van Perlo. Met Dinamo is het mogelijk zowel analoog als digitaal (dus met decoders) te rijden. Naast de elektronica van Dinamo is dan een besturingsprogramma zoals Koploper of iTrain nodig.

 

Hieronder volgt een beknopte uitleg van het door mij gebruikte systeem MPC.

 

Aansturing van de baan

De rekken waarin alle elektronicaborden worden geplaatst. Ervoor staan een aantal doosjes met nog te bouwen borden.
De rekken waarin alle elektronicaborden worden geplaatst. Ervoor staan een aantal doosjes met nog te bouwen borden.

Er worden geen decoders in de locomotieven gebruikt. De baan is verdeeld in blokken. Elke trein heeft een nummer en wordt gekoppeld aan het blok, waarin hij zich bevindt. In feite bevinden de decoders bij MPC zich in de elektronica per blok. Elk blok wordt hiermee van rijspanning voorzien in overeenstemming met de eigenschappen van de locomotief (zie Treinen), de verkregen rij-permissie en de gevraagde of toegestane rijsnelheid en -richting. De rijspanning wordt gevormd door een pulsbreedte gemoduleerde spanning met een vaste hoogte (ca ±15 V). Er is dus sprake van digitale besturing.

 

Elk blok heeft een stopsectie en optioneel een remsectie; desgewenst in beide richtingen. Elk blok heeft een door de aansluiting bepaalde richting vooruit en achteruit. In de vooruit-richting wordt de linker spoorstaaf niet tussen de blokken onderbroken. Deze doorlopende spoorstaaf ligt aan de 0 van de voeding. De sectie-indeling wordt dus alleen bepaald door geïsoleerde lassen in de rechter spoorstaaf. Deze wordt gevoed via de elektronica door +15V (vooruit) of -15V (achteruit). De zo gedefineerde richtingen vooruit en achteruit staan los van het vooruit of achteruit rijden van de trein zelf.

 

Alle secties binnen een blok hebben eigen bezetmelders. De binnen het blok gelegen andere secties ontvangen dezelfde spanning via hun eigen elektronica als de bloksectie zelf. De op het blok aangesloten hulpblokken ontvangen eveneens dezelfde spanning, mits het hulpblok geselecteerd is voor een rijweg en daarvoor is ingeschakeld via een relais.

 

Hulpblokken zijn primair bedoeld voor een groep opstelsporen, waarop om bedrijfstechnische redenen nooit meer dan één trein tegelijk actief kan zijn, en die alleen toegankelijk zijn via de toeleidende wisselstraat.

 

Na het toekennen van een rijweg vanuit het huidige blok naar een volgend blok, al dan niet via wissels, wordt rij-permissie gegeven tot in het volgende blok. De trein meldt zich in het volgende blok en vraagt opnieuw rij-permissie tot een volgend blok. Hij wordt op deze wijze door het programma gevolgd.

Elektronica componenten

De voedingskast in geopende toestand
De voedingskast in geopende toestand

De elektronica bestaat uit verschillende types pcb’s (printed circuit boards) van ca 10x16 cm, die per type gesorteerd in een rek worden geplaatst. Naast de centrale componenten voor de algemene besturing zijn er componenten voor: 2 blokken, 8 hulpblokken, 8 bezetmelders, 8 wissels, 32 led’s, 8 relais en nog meer, die ik verder niet gebruik.

 

Aansluitingen worden gemaakt aan de achterzijde. Daar zijn maximaal 20 aansluitpunten beschikbaar naast de 0 en 5V aansluitingen voor de electronica. Bij LED- en wisselkaarten zijn er aansluitingen aan de voorzijde van de kaarten voor 8 of 16 aders brede flatcable, waarmee wissels en seinen worden aangesloten.

 

Het systeem wordt gevoed door:

  • 2x rijspanning + en - 15V= 5,3 A
  • 35V= voor wisselaandrijving (schakelpulsen van 0,2 sec) (SEEP PM1 aandrijvingen)
  • 12V∿ voor motoren in het landschap (o.a. Faller motor)
  • 5V= 6A voor de basis elektronica
  • 15V= 6A voor regel-elektronica
  • 15V= 10 A voor led’s (o.a. seinen) en andere verlichting

De voedingen zijn in een enkele kast samengebouwd, voorzien van zekeringen en externe aansluitingen.

 

Rijspanning

De rijspanning is altijd +/- 15 V, maar wordt geregeld door pulsbreedte modulatie. De breedte van de puls wordt afgeleid van de regelspanning op een 12 V zaagtand spanning.

 

Om het probleem van keerlussen etc bij 2-railsysteem op te lossen is voorzien in twee elektrisch gescheiden en zwevende voedingen. Aansluitingen, waar blokken aangesloten op verschillende spanningsbronnen op elkaar aansluiten, worden apart door het programma bewaakt. Omdat een trein op een overgang van een bepaald type beide spanningsbronnen op een bepaalde manier aan elkaar koppelt, mag er immers maar één trein tegelijk zo'n overgang benutten om kortsluiting te voorkomen.

 

De rijspanning kan geregeld worden in 15 stappen, die weer verdeeld zijn in 240 kleine stappen. De basisinstellingen voor elke trein (zie hieronder) wordt op de schaal van 0-240 ingesteld. Binnen het bereik van minimum en maximum rijspanning vindt de regeling dan in 15 stappen plaats. Elke trein heeft dus echt 15 stappen over zijn werkelijk gebruikte snelheidsbereik.

 

Treinen

Vergelijkbaar met de besturing met decoders beschikt elke locomotief over zijn eigen rij-eigenschappen, die proefondervindelijk worden ingesteld.

 

Rij-eigenschappen zijn ondermeer:

  • minimale snelheid
  • maximale snelheid
  • sluipsnelheid (waarmee de stopsectie wordt benaderd)
  • afremvertraging van sluipsnelheid tot halt
  • snelheid bij geel licht (afremmen tot 40 km/h)
  • snelheid bij groen/knipper (voorbijrijden met 40 km/h)
  • snelheid bij groen/knipper+cijfer 8 (voorbijrijden met 80 km/h)
  • optrekversnelling
  • afremvertraging

Daarnaast kunnen aan elke trein meerdere kenmerken worden toegekend, zoals: lengte, type, prioriteit, route of rij-opdracht.

 

Indeling van de baan

De baan is opgedeeld in blokken. Elk blok heeft zijn eigen voeding op een blokkaart in het rek. Binnen elk blok kunnen meerdere secties zijn gemaakt, die voorzien zijn van bezetmelders. Die secties kunnen worden aangewezen als remsectie (hier begint de remming naar sluipsnelheid) of als stopsectie (hier wordt direct afgeremd tot nul). Ook het blok zelf beschikt over een aparte bezetmelder. Alle secties ontvangen altijd dezelfde rijspanning vanuit hun blok.

 

Naast blokken zijn er hulpblokken. Een hulpblok is verbonden met en ondergeschikt aan een blok en ontvangt daarvan de rijspanning, mits het hulpblok is "aangezet" door selectie. Een relais zorgt voor het doorgeven van de rijspanning naar het hulpblok. De functie van een hulpblok is het beperken van het aantal afzonderlijke blokken, dus kostenbesparing. Een hulpblok kan worden ingezet, wanneer het alleen bereikbaar is via het blok waarop het is aangesloten. Dat geldt dus bijvoorbeeld voor alle kopsporen, die als hulpblok zijn aangesloten op het blok, dat de toeleidende wisselstraat bedient. Er kan immers maar één rijweg tegelijk over die wisselstraat worden gedefinieerd. Hetzelfde geldt voor de sporen van het schaduwstation.

 

Rijwegen

Het scherm van de computer vertoont voortdurend meldingen over de toestand op de baan.
Het scherm van de computer vertoont voortdurend meldingen over de toestand op de baan.

De keuze van een rijweg kan door het programma bepaald worden op twee manieren. Ten eerste, doordat voor de trein een reeks van blokken is gedefinieerd als toegelaten. Deze vorm heet een route. De trein zal dan steeds een rijweg kiezen door de toegekende blokken in een overigens willekeurige volgorde. Bij elk blok kan een duur van haltering worden opgegeven.

 

De exacte rijroute ligt daarmee niet automatisch vast, omdat soms meerdere toegelaten blokken toegankelijk zijn. Dan maakt het programma een keuze, willekeurig of naar prioriteit van rijwegen, naar gelang is ingesteld. De route kan verschillen voor de beide rijrichtingen.

Als geen rijweg naar een volgend blok kan worden gevonden, dan keert de trein en pendelt weer terug. Mits natuurlijk in de tegenrichting wel een rijweg naar een toegelaten blok gevonden kan worden.

 

De tweede mogelijkheid van rijweg kiezen is door een expliciete volgorde van blokken te specificeren, die strikt wordt gevolgd. Dit heet een rij-opdracht. Daarbij kunnen voor elk steeds alternatieven (parallel gelegen blok) worden aangegeven, zoals voor het volgen van een linker spoor of het kiezen van een alternatief perronspoor. Bovendien kan de rijrichting bij het bereiken van een blok worden gewisseld. Tevens kunnen per blok tijdsduren van haltering op dat blok worden gespecificeerd. Daarnaast kan de trein feitelijk worden geparkeerd totdat deze door een actie weer tot leven komt. Die actie kan een van een reeks tijdstippen zijn, maar ook talrijke andere gebeurtenissen kunnen de trein weer activeren.

 

Treinen krijgen geen rij-permissie voor een rijweg naar een blok, dat korter is dan de opgegeven lengte van de trein. Wel kan er een rijweg worden gekozen via dat blok naar een daaropvolgend blok, mits zo'n omrij-rijweg is gedefinieerd.

 

Wissels en paden

Een wisselstraat
Een wisselstraat

Wissels worden aangestuurd vanuit de gedefinieerde rijwegen. Wanneer aan een trein rij-permissie voor een rijweg wordt verleend, dan doorloopt het programma de volgende stappen:

  • is de rijweg vrij voor de gevraagde richting?
  • nagegaan wordt of de zich in de rijweg bevindende wissels vrij zijn (dwz niet geblokkeerd door een andere, eventueel kruisende, rijweg)
  • als de wissels vrij zijn worden ze geschakeld en geblokkeerd
  • de rijweg wordt nu voor de trein gereserveerd
  • is een eventuele stroomscheiding tussen de beide voedingen aanwezig en zo ja, mag die gepasseerd worden?
  • de aan het begin- en eindblok (en eventuele tussengelegen blokken) gekoppelde seinen worden in de juiste stand gezet in overeenstemming met de gegeven rij-permissie en dienstsnelheid
  • dan wordt de rijweg vrijgegeven voor de aanvragende trein

 

Rijregelaar

Elke trein wordt bediend door een programmatische rijregelaar. De rijregelaar wordt met de trein verbonden door die rijregelaar toe te kennen aan het blok waarop de trein staat. Omdat de trein alleen kan rijden na verkregen rij-permissie door het programma, dus ook het volgende blok bekend is, en de trein zich op elk moment aan het programma meldt via de bezetmelders, weet de rijregelaar op elk moment waar de trein zich bevindt.

 

Wanneer aan de trein een route of rij-opdracht is verleend, kan de rijregelaar dus steeds zorgen voor het tijdig toekennen van rij-permissie voor een nieuwe rijweg, waardoor de trein gewoon door kan rijden. Totdat geen nieuwe rijweg gereserveerd en vrijgegeven kan worden; dan stopt de trein voor het rode sein. Ook kan voor het blok waarin een trein rij-permissie heeft, een halteringsduur zijn bepaald. Dan wordt in ieder geval gestopt volgens de stopdefinities van het betreffende blok en voor de duur van de opgegeven haltering.

 

Elke rijregelaar kan in de handmatige modus worden gezet. De trein kan dan met de hand bediend worden. Rijwegen kunnen met de hand worden aangevraagd. De blokbeveiliging blijft functioneel. Rij-permissie is dan afhankelijk van het vrij zijn van de aangevraagde rijweg, tenzij de rangeer-modus wordt gekozen; alleen in dat laatste geval is het mogelijk bezet spoor binnen te rijden.

 

Seinen en seinbeelden

Op de baan zijn seinen geplaatst volgens het NS seinstelsel 1954. Elk blok is voorzien van een sein, in de meeste gevallen in beide richtingen. In- en uitrrijseinen kunnen zijn uitgevoerd als 3-lichtssein met cijferbak. Rangeer- en opstelsporen zijn voorzien van dwergseinen.

 

De seinbeelden worden door het programma gegenereerd in overeenstemming met de verkregen rij-permissies. Op de vrije baan zijn P-seinen (permissive) geplaatst volgens het grootbedrijf; deze blokgestuurde seinen tonen normaal groen, ook als voorbij dat blok geen rij-permissie is aangevraagd. Ze geven alleen geel of rood wanneer de bezetting van de naliggende blokken daartoe aanleiding geeft. Dit in tegenstelling tot bediende seinen, die normaal rood tonen en slechts geel of groen geven, wanneer rij-permissie is verleend voorbij het sein.

 

Wanneer de trein slechts rij-permissie zou kunnen aanvragen voor het eerstvolgende blok, zou dat betekenen, dat in model nooit groen getoond zou kunnen worden. Immers, wanneer alleen naar de status van het volgende blok wordt gekeken; dan zou slechts geel (volgend blok vrij) of rood (volgend blok bezet) mogelijk zijn. Daarmee zou de trein ook steeds in de "u nadert geel sein" modus blijven en dus langzaam rijden.

 

Gelukkig biedt het programma de mogelijkheid een trein standaard niet alleen het volgende blok, maar de 2 (of 3 of 4) volgende blokken te laten reserveren en toegewezen te krijgen. Zijn de 2 volgende blokken vrij, dan wordt groen getoond. Alleen op die wijze kan met baanvaksnelheid gereden worden.